Er staat maar een zuchtje wind als ik uitvaar, de sloot is wat omfloerst door pluis maar buiten is het water schoon met kleine golfjes. Het is een uurtje later en een warme dag, de waterlelies zijn al open. Ik probeer een nieuwe route uit, via sloten dicht langs het spoor, vlak langs een huisje waar de sloot bijna volgegroeid is met waterlelies. Het is heel stil, nog geen gedruis van verkeer en geen ruistend riet. Hier en dan rietzangers, luidkeels spetterende en gakkende opvliegende ganzen, een verre kievit. Vrolijke kleine vogeltjes (puttertjes?) bij de sportvelden. Drie kraaien vliegen een voor een traag voor me weg, de buizerds miauwen naar elkaar en zweven hun boom uit. Kwetterende boerenzwaluwen laag boven het water. Vliegtuigen met tijdelijk veel lawaai.
Op deze route passeer ik een wei vol schaapjes, een paar paarden. Er kwaken kikkers. Een rietzanger maakt waarschuwende geluidjes naar zijn nestje vol hongerige jongen als ik daar per ongeluk vlak naast even blijf drijven. Een ander vliegt zingend op en dwarrelt terug in het riet. Bloeiende wilgernroosjes, kattestaart, leverkruid, smeerwortel, andoorn en bitterzoet, in alle tinten paars. Zwaar overhangende zuring vol zaad. Een aalscholver passeert, en een kleine watervogel met kromme snavel. Een slobeend maakt een extra rondje om de kano eens goed te bekijken. Veel futen; een groot jong met nog een beetje strepen, een ander met een piepkleintje. De wolken hebben vage randen en veranderen steeds van vorm en samenstelling, hier en daar een veeg blauw.
Weer thuis koffie op het bankje voor het huis met H; aan de overkant zingt een merel op de punt van het dak, groepen gierzwaluwen jagen elkaar na.